Meerdaal-putten

Tekst uit het ongevallenverslag van 15 januari 1946 die betrekking hebben op de 'putten' van Meerdaal.

Opgelet, deze tekst is geschreven in het Nederlands dat toen gangbaar was.

De sectie Brabant van de Dienst voor Opruiming en Vernietiging van Ontploffingstuigen is gelast met het opruimen, het ontgraven, het verzamelen, het onschadelijk maken en het eventueel vernietigen van allerhande oorlogsmunitie en ontploffingstuigen, die op het grondgebied der Provincie (cfr Brabant) dienen opgeruimd te worden. Met de toelating der Burgerlijke en Militaire overheid heb ik (cfr de sectie commandnat Brabant, Kaptiein LINDEN) in het bosch van Meerdael, langs de Wolvendreef, een vernielingsterrein aangelgd. Er bestaan zes springputten die op het oogenblik (cfr januari 1946) een diepte van zeven meter en een wijdte van twintig meter bereiken. De ploeg bestaat gewoonlijk uit twaalf manschappen onder de vaste leiding van adjudant DE BRUYNE. Een man per put maakt de bedding op den bodem gereed, alsook een pad dat in spiraal van den rand naar de bedding loopt, ten einde zich vaste voet te verschaffen als hij langs het pad de springtuigen, in zijn arm, naar de bedding draagt.

De overige manschappen vervoeren de springtuigen per decauville tot aan den rand van den put, en geven ze over aan degene die in den put werkt. De hoeveelheid springtuigen per put beloopt van tweehonderd vijftig tot driehonderd vijftig kilogram, naar gelang de weergesteldheid. Schuilplaatsen zijn in de omgeving gebouwd om de manschappen tegen de scherven te beschermen.

De ontsteking, door middel van een electrische knaller, gebeurt twee maal daags, rond 11uur30 en 15u30, hetgeen aan de ploeg de noodigen tijd verschaft om met de vereischte voorzichtigheid te werk te gaan. Sedert april 1945, heeft de sectie, op deze wijze niet minder dan achthonderd ton aller hande springtuigen vernietigd zonder 't minste ongeval te moeten betreuren.

Als we deze data en cijfers nemen, en rekening houden dat een werkweek uit zes dagen bestond, dan komt dit voor de periode april 1945 - januari 1946 neer op ongeveer tweehonderd zeventig dagen dat er al gewerkt is geweest in deze putten.

Een tweede 'wat als' is het aantal ton. Indien er achthonderd ton is vernietigd geweest in deze periode, komt dat neer op ongeveer drie ton dat er dagelijks vernietigd is geweest. Neemt men tweehondervijftig kilogram per put, dit maal twaalf (tweemaal zes putten per dag), dan komt dit inderdaad neer op die drie ton.

Drie ton aan munitie die dagelijks door twaalf man aangebracht werd. Of een totaal van tweehonderdvijftig kilogram dat per persoon zeven meter diep werd gebracht. Er waren in die tijd waarschijnlijk geen overlegcommités.

Texte du rapport d'accident du 15 janvier 1946 concernant les 'puits' de Meerdaal.

La section Brabant du Service d'Enlèvement et Destruction des Engins Explosifs est chargée de l’élimination, du déblayage, de la collecte, de la neutralisation et éventuellement de la destruction de toutes sortes de munitions de guerre et d’engins explosifs qui doivent être nettoyés sur le territoire de la province (cf. Brabant). Avec l’autorisation des autorités civiles et militaires, j’ai (cf. section commandement Brabant, Capitaine LINDEN) aménagé un terrain de destruction dans la forêt de Meerdaal, le long de la Wolvendreef. Six fosses de destruction ont été creusées, qui atteignent actuellement (janvier 1946) une profondeur de sept mètres et une largeur de vingt mètres. L’équipe se compose généralement de douze hommes sous la direction permanente de l’adjudant DE BRUYNE. Un homme par fosse prépare le fond du puits, ainsi qu’un chemin en spirale allant du bord au fond, afin de se procurer un appui solide pour transporter les engins explosifs, un par un, du bord vers le fond.

Les autres membres de l’équipe transportent les engins explosifs par voie de chemin de fer Decauville jusqu’au bord de la fosse, où ils les remettent à la personne travaillant dans la fosse. La quantité d’engins explosifs par fosse varie entre deux cent cinquante et trois cent cinquante kilogrammes, selon les conditions météorologiques. Des abris ont été construits dans les environs pour protéger l’équipe des éclats.

L’allumage, par détonateur électrique, a lieu deux fois par jour, vers 11h30 et 15h30, ce qui permet à l’équipe de travailler avec toute la prudence requise. Depuis avril 1945, la section a détruit, de cette manière, pas moins de huit cents tonnes de divers engins explosifs sans avoir à déplorer le moindre accident.

Si l'on examine les données et les chiffres, on peut estimer qu'entre avril 1945 et janvier 1946, soit environ 270 jours de travail ont été consacrés à ces opérations dans les puits de Meerdaal.

En outre, si 800 tonnes ont été détruites pendant cette période, cela signifie qu'environ trois tonnes de munitions étaient détruites chaque jour. Si l'on considère 250 kilogrammes par puits, multipliés par douze (deux fois six puits par jour), on arrive effectivement à environ trois tonnes de munitions par jour.

Cela représente trois tonnes de munitions qui étaient manipulées quotidiennement par douze hommes, soit environ 250 kilogrammes par personne, portés à une profondeur de sept mètres. À cette époque, il est probable qu'il n'y avait pas de comités de concertation pour discuter de ces opérations.